Kwaliteit & Samenwerking - Kwaliteit kraamzorg

www.zorginstituutnederland.nl

Zorginstituut Nederland is een advies- en uitvoeringsorganisatie op het gebied van de gezondheidszorg. Het Zorginstituut Nederland, tot medio 2013 het college voor zorgverzekeringen (CVZ), richt zich voornamelijk op de basisverzekering zoals die is vastgelegd in twee belangrijke zorgwetten: de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Het Kwaliteitsinstituut richt zich ook op de individuele (gezondheids)zorg; zorg die door professionals of instellingen aan patiënten en cliënten wordt geleverd, ongeacht of deze in het basispakket zit of niet.

De taken van het zorginstituut Nederland bestaan uit:

  • Adviseren over, en verduidelijken van het basispakket aan zorg,
  • Bevorderen kwaliteit en inzichtelijkheid van de zorg,
  • Zinnig Zorg – Systematisch doorlichten van het basispakket,
  • Financiering en kostenontwikkeling Zvw en Wlz.

Adviseren over, en verduidelijken van het basispakket aan zorg

Deze taken van het Zorginstituut zijn gericht op een basispakket aan zorg waarin kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid in balans zijn en waarvoor maatschappelijk draagvlak bestaat. Het Zorginstituut adviseert de minister van VWS over de kwaliteit, toegang en betaalbaarheid van het basispakket. Ten tweede adviseert het Zorginstituut de minister van VWS over de opname van apotheekgeneesmiddelen in het geneesmiddelenvergoedingssystemen en dus in het basispakket. Ten derde stelt het Zorginstituut standpunten vast met betrekking tot welke zorg tot het basispakket hoort in het geval van onduidelijkheid.

Bevorderen kwaliteit en inzichtelijkheid van de zorg

Het Zorginstituut stimuleert de continue kwaliteitsverbetering in de gezondheidszorg en het voor iedereen toegankelijk maken van begrijpelijke en betrouwbare informatie over de kwaliteit van de geleverde zorg. Kwaliteitsstandaarden en de bijbehorende meetinstrumenten en informatiestandaarden leveren hier als kwaliteitsinstrumenten een belangrijke bijdrage aan. Het Zorginstituut stelt kwaliteitsgegevens voor publiek gebruik via een openbare database beschikbaar aan de zorgverzekeraars voor hun zorginkoop en aan consumentenwebsites. Specifiek benoemde zorgsectoren hebben de wettelijke verplichting om duidelijk omschreven gegevens over de kwaliteit van verleende zorg bij het Zorginstituut aan te leveren.

De Meerjarenagenda van het Zorginstituut is de wettelijk erkende afsprakenlijst met een overzicht van kwaliteitsstandaarden, informatiestandaarden en meetinstrumenten die met voorrang moeten worden ontwikkeld. Het Zorginstituut begeleidt en bevordert de ontwikkeling en implementatie van de op de Meerjarenagenda geplaatste kwaliteitsinstrumenten. Bij het niet realiseren of halen van de in die Meerjarenagenda vastgelegde afspraken en termijnen kan het Zorginstituut in het algemeen belang de ontwikkeling van een kwaliteitsstandaard, meetinstrument of informatiestandaard tijdelijk van betrokken partijen overnemen.

In een openbaar register, het Register op Zorginzicht, staat wat zorgaanbieders, patiënten, cliënten en zorgverzekeraars samen hebben afgesproken over wat goede zorg is voor een specifiek zorgonderwerp; dat gebeurt in de vorm van kwaliteitsstandaarden en de bijbehorende informatiestandaarden en meetinstrumenten. Het zorginstituut ondersteunt dit proces met advies, onderzoek en het ontwikkelen van algemene spelregels voor het maken van kwaliteitsstandaarden en de bijbehorende informatiestandaarden en meetinstrumenten.

Zinnige Zorg – Systematisch doorlichten van het basispakket

Iedereen in Nederland moet erop kunnen rekenen dat hij of zij goede zorg krijgt. Niet meer dan nodig en niet minder dan noodzakelijk. En dat daarvoor geen onnodige kosten worden gemaakt. Het Zorginstituut beoordeelt daarom of de diagnostiek en de therapeutische interventies die deel uitmaken van het basispakket op een patiëntgerichte, effectieve en doelmatige manier worden ingezet.

Financiering en kostenontwikkeling Zvw en Wlz

Het Zorginstituut speelt een belangrijke (uitvoerende) rol bij geldstromen die omgaan in de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Met de financiële taken draagt het Zorginstituut bij aan een goed werkend en betaalbaar zorgstelsel voor iedereen. Onder deze financiële taken valt onder andere het innen en verdelen van de gelden voor het Zorgverzekeringsfonds en het Fonds langdurige zorg, en het analyseren van zorgkostenontwikkeling met behulp van Big Data.

 

www.igj.nl

De IGJ is verantwoordelijk voor het toezicht op de zorg die aan de Nederlandse bevolking als geheel wordt gegeven. De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de geleverde zorg en jeugdhulp door zorginstellingen, individuele beroepsbeoefenaren en fabrikanten van genees- en hulpmiddelen op basis van de Gezondheidswet. Daarnaast geeft het via het Landelijk Meldpunt Zorg informatie en advies aan burgers over de kwaliteit van de zorg en de jeugdhulp.

Toezicht
De IGJ houdt toezicht op de veiligheid van de zorg. De inspectie kent diverse – elkaar beïnvloedende – vormen van toezicht. Met risicotoezicht zet de inspectie haar toezichtcapaciteit proactief en gericht in op de grootste risico’s in de zorg. Verder wordt bij het risicotoezicht ook invulling gegeven aan vormen van thematoezicht. Onder incidententoezicht valt het toezicht waarmee de inspectie reageert op meldingen van burgers, zorgaanbieders, fabrikanten, gemeenten en andere instanties.

  1. Toezicht op risico’s

IGJ verzamelt proactief en periodiek interne en externe informatie om zicht te krijgen op risico’s in een bepaalde zorgsector of zorgbreed. Al die informatie gebruiken zij om te beoordelen welke zorgaanbieder of fabrikant ze bezoeken. IGJ gebruikt de data ook voor risicoprofielen. Als er sprake is van (potentieel) risico, treedt de IGJ op.

Risicotoezicht is ook het uitvoeren van landelijk toezicht op risicothema’s. Zo besteedt de inspectie in 2019 specifiek aandacht aan onder andere netwerkzorg, ehealth, regeldruk, het samenwerken met gemeenten en goed bestuur

  1. Toezicht op incidenten

Meldingen over incidenten, misstanden en structurele tekortkomingen zijn een belangrijke bron van informatie voor de inspectie. Ze kunnen een signaal zijn dat ergens een structureel risico is voor onveilige zorg. Iedereen kan een melding doen, maar zorgaanbieders en fabrikanten zijn voor bepaalde incidenten (zoals calamiteiten) verplicht deze te melden bij de inspectie. Deze meldingen komen binnen bij het Meldpunt IGJ.

  1. Handhaving

Als de inspectie vaststelt dat het niveau van zorgverlening onvoldoende is of dat door zwakke plekken in het zorgproces de kans op vermijdbare schade te groot is, grijpt zij in. De inspectie kiest voor de interventie die past bij de omvang van het risico en ook overige omstandigheden van de specifieke situatie. De voor de inspectie beschikbare interventiemogelijkheden reiken van stimulerende, corrigerende en bestuursrechtelijke interventies tot aan tuchtrechtelijke en strafrechtelijke interventies. In het handhavingskader staan mogelijke maatregelen beschreven.

Landelijk Meldpunt Zorg (LMZ)

Het LMZ geeft informatie, advies en ondersteuning aan burgers met een vraag of klacht over de zorg. LMZ boordeelt de informatie die het krijgt op relevantie voor het toezichtproces. De meeste informatie (90%) neemt LMZ op als ‘burgersignaal’ en betrekken ze in het risicotoezicht. Een beperkt deel (10%) van de burgerinformatie zet LMZ door als melding en betrekken ze in het incidententoezicht. Om een beeld te schetsen van het soort vragen en klachten per sector wordt jaarlijks een Klachtbeeld gepubliceerd.

Het Meldpunt

Vragen, meldingen en signalen kunnen zorgaanbieders, zorgverleners en fabrikanten doorgeven aan het Meldpunt van de IGJ. Er komen jaarlijks ongeveer 10.000 meldingen binnen. Soms doet de IGJ zelf onderzoek, soms wordt de zorgaanbieder gevraagd dit zelf te doen en een verslag te sturen.

 

Zoals beschreven in paragraaf 3.2 is de primaire taak van IGJ het toezicht houden op de zorg zoals die geboden wordt in de WLZ en de ZVW. Dit toezicht is niet statisch en ontwikkelt mee met ontwikkelingen op het gebied van wet & regelgeving, maatschappelijke en politieke opvattingen over risico’s en verantwoordelijkheidstoedeling maar ook op basis van incidenten en meldingen.

Kraamzorgorganisaties zijn ondanks de WTZi-toelating niet verplicht tot verantwoording via het JMV. De inspectie heeft daardoor onvoldoende zicht op mogelijke risico’s op onverantwoorde zorg die verschillende toetreders leveren. Echter iedere zorgaanbieder valt onder de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en dus onder het toezicht van de inspectie. Omdat er geen registratieplicht bestaat, zijn alle organisaties moeilijk te traceren en kan de inspectie geen proactief toezicht houden. Wel bestaat de mogelijkheid om tot vrijwillige aanmelding bij het zorgregister van het CIBG. Door het invullen van een vragenlijst maakt u zich daarmee bekend en kan IGJ bepalen of eventueel aanvullende informatie gewenst is of dat de organisatie wordt bezocht. Meer informatie vindt u op www.zorgregister.nl 

Jaarverantwoording
Naast de eigen uitvraag destilleert de Inspectie ook informatie uit andere bronnen die medebepalend zijn voor het afleggen van een toezichtbezoek.  Zo ontvangt zij informatie vanuit de jaarverantwoording ( zie paragraaf 5.2); vooral de financiële situatie van een aanbieder kan aanleiding zijn om nader op een aanbieder in te zoomen.

Social media
Sinds kort maakt IGJ ook gebruik van signalen op social media, zoals twitter en facebook. Slechte ervaringen en klachten van cliënten en medewerkers kunnen aanleiding zijn om een nader onderzoek te doen naar een zorgorganisatie.

Meldingen van calamiteiten door zorgaanbieders
Zorgaanbieders zijn verplicht melding te maken van een calamiteit of seksueel misbruik  Hiervoor heeft IGJ een Leidraad meldingen opgesteld. In de leidraad is onderscheid gemaakt tussen verplichte meldingen, waar immer onderzoek op zal volgen, en andere meldingen, waarbij de IGJ aan de hand van in de leidraad opgenomen criteria eerst afweegt of het gaat om een melding die verder door haar dient te worden onderzocht. Voorts is geëxpliciteerd dat de IGJ, indien zij een melding onderzoekt, in principe de zorgaanbieder vraagt dit onderzoek allereerst zelf uit te voeren. Bovendien worden er aan dit onderzoek eisen gesteld; zo mag u de termijn van 6 weken niet overschrijden (sanctie: bestuurlijke boete). Ook voor de IGJ gelden eisen als de IGJ zelf onderzoek doet. Termijnen aan het onderzoek zijn in de nieuwe Leidraad duidelijker vastgesteld. De verplichting tot het melden van calamiteiten en seksueel misbruik geldt voor instellingen, niet voor solistisch werkende zorgaanbieders. De leidraad vindt u op www.igj.nl

Landelijk Meldpunt Zorg
In de zomer van 2014 heeft de minister van VWS het Landelijk Meldpunt Zorg opgericht. Het is hét (klachten)meldpunt in de zorg waar burgers  terecht kunnen over de afhandeling van klachten over de kwaliteit van zorg. Het meldpunt werkt nauw samen met de IGJ en geeft aan hen ook meldingen door. De klachtafhandeling zelf behoort niet tot de taken maar wel het monitoren of dit volgens de geldende afspraken op een adequate wijze wordt afgehandeld door zorgaanbieders. In de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) is adequate klachtafhandeling nader bepaald.

Op de website www.landelijkmeldpuntzorg.nl is te vinden op welke wijze burgers, zorgaanbieders en zorgverleners een melding kunnen doen.

Het Landelijk Meldpunt Zorg gaat niet over klachten over zorgverzekeraars. Bij klachten over verzekeraars kan contact  opgenomen worden met de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeraars (SKGZ). Meer informatie vindt u op www.skgz.nl.

Mishandeling in de zorg dient gemeld te worden bij het regionale Veilig Thuis. Meer informatie hierover vindt u op www.huiselijkgeweld.nl of www.vooreenveiligthuis.nl/ of www.informatiehuiselijkgeweld.nl

Toezicht in ontwikkeling

Zoals gesteld is het toezicht door de Inspectie geen statisch proces.

In 2011 is de IGJ vanuit haar toezichtsfunctie een keten breed themaonderzoek gestart naar de geboortezorg. Dit onderzoek is in 2014 afgerond. Een van de deelrapporten ging over samenwerking kraamzorg en JGZ, met name over vroegsignaleren en overdragen. Het afrondende eindrapport is in het voorjaar van 2016 verschenen. Het uitgangspunt van dit themaonderzoek is het Advies van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte, waarbij de focus ligt op de normen betreffende samenwerking, transparantie en acute zorg. Het onderzoek heeft als doel de risico’s binnen de geboortezorg terugdringen.

Het rapport ‘Een goed begin’  van de stuurgroep Zwangerschap en Geboorte kunt u downloaden op de website www.goedgeboren.nl.

7 speerpunten ‘ Een goed begin’

In dit rapport worden 7 speerpunten geformuleerd waar de gehele keten van de geboortezorg mee aan de slag is of gaat.

  1. Moeder en kind in de hoofdrol: Luister naar de verwachtingen, wensen en angsten van de zwangere en betrek actief haar leefomgeving. Hierdoor krijgt de zorg een lerend karakter waarin naast de medische ook de (psycho)sociale aspecten de juiste aandacht krijgen.
  1. ‘Gezond oud worden, begint al in de baarmoeder’: Vrouwen moeten gezonder aan een zwangerschap beginnen. Dit vereist een kanteling van een reactieve naar een meer proactieve benadering van de zorg rond zwangerschap en geboorte. Het betekent vooraf de best mogelijke condities voor een eventuele zwangerschap creëren en niet afwachten totdat zich tijdens de zwangerschap of bevalling risico’s voordoen.
  1. Goed geïnformeerde zwangere: Ook de zwangere heeft een eigen verantwoordelijkheid om haar zwangerschap zo gezond en veilig mogelijk uit te dragen. Hierin moet zij worden ondersteund door heldere en een­duidige voorlichting over alle facetten van de zwangerschap, bevalling en kraamperiode
  1. Samen verantwoordelijk: Alle professionals vormen een netwerk om samen een zo gezond en veilig mogelijke zorg rond zwangerschap en geboorte te bieden. Dit vereist bindende afspraken over kwaliteit, registratie, verantwoording en transparantie. Instrumenten daarvoor zijn: een landelijk College Perinatale Zorg, actieve participatie in verloskundige samenwerkingsverbanden, en voor iedere zwangere een casemanager, geboorteplan en verplicht huisbezoek.
  1. Specifieke en intensieve aandacht voor vrouwen uit achterstandssituaties: Voor vrouwen woonachtig in achterstandswijken, van niet-westerse afkomst en/of met een lage sociaaleconomische status moet er aanvullend op de aanbevelingen uit dit advies, een nationaal programma ‘zwanger in achterstandssituaties’ komen. Met daarin doelgroep specifieke voorlichting, preventie en intensivering van begeleiding.
  1. Bevallende vrouw niet alleen: Vanaf het begin van de bevalling wordt de zwangere niet meer alleen gelaten. Zij wordt begeleid door een kraamverzorgende of O&G-verpleegkundige en bewaakt door een medisch professional.
  1. 24/7 beschikbaarheid en bereikbaarheid: Op ieder moment, dus overdag, ’s avonds en in het weekend, moet de zwangere er op kunnen rekenen dat de noodzakelijke behandeling binnen 15 minuten kan starten.

Themaonderzoek geboortezorg

Het grootschalig inspectieonderzoek naar de geboortezorg van de IGJ richtte zich op de veiligheid van zorg voor moeder en kind rond zwangerschap en geboorte en is uitgevoerd in 7 deel onderzoeken. De IGJ toetst het hele proces van de voorlichting in de preconceptieperiode, zorg tijdens zwangerschap, bevalling en kraambed tot en met de overdracht. 2 onderzoeken betroffen ook de Kraamzorg:

  1. ‘Geboortezorg aan asielzoekers’: Vraag die gesteld Is: Is er sprake van verantwoorde geboortezorg aan asielzoekers? Dit onderzoek heeft plaatsgevonden bij netwerken voor geboortezorg aan asielzoekers rond 9 van de 33 opvanglocaties in NL. De conclusie die getrokken is, is dat de inzet van professionele tolken en de overdracht bij overplaatsing beter moet.
  2. ‘ Samenwerking tussen Kraam en JGZ’: Doel hiervan was het door toezicht bevorderen dat de signalering, actie en overdracht tussen kraamzorg en JGZ op een verantwoorde wijze plaatsvindt. De conclusies van dit onderzoek zijn als volgt:
  • de randvoorwaarden voor een optimale samenwerking lijken niet altijd geborgd
  • signalering is goed maar niet altijd op basis van het TNO-instrument.
  • overdracht is altijd aanwezig, maar voldoet niet altijd aan het standpunt ‘gegevensoverdracht van kraamzorg en verloskunde naar jeugdgezondheidszorg’

Naar aanleiding van het onderzoek zijn alle kraamzorgorganisaties individueel op de hoogte gesteld van de verbeterpunten en branchepartijen zijn tevens gevraagd om aan de slag te gaan met de bevindingen uit de rapporten.

Bo Geboortezorg heeft in dit kader deelgenomen in de werkgroep: ‘ geboortezorg aan asielzoekers’ samen met de  KNOV, Gezondheidscentrum Asielzoeker, COA (centraal orgaan opvang asielzoekers), MCA (Menzis COA Administratie voert de Regeling Zorg Asielzoekers uit in opdracht van het COA). En in de werkgroep overdracht kraamzorg-JGZ met KNOV, NBvK en NCJ.