Wet & regelgeving - Ondernemingsrecht

Per wet wordt aangegeven voor wie de wet is bestemd, het doel van de wet, de inhoud, toepassing en welke gevolgen deze wet voor uw zorgorganisatie heeft.

Overzicht wetten ondernemingsrecht: 

Inleiding
De Wet de ondernemingsraden (WOR) is in z’n eerste versie verschenen in 1950, en regelt de medezeggenschap van werknemers in ondernemingen.

Op grond van de WOR moet de onderneming een ondernemingsraad (OR) instellen als er ten minste 50 personen werkzaam zijn.

Doel
De wet wil een OR “in het belang van het goed functioneren van die onderneming in al haar doelstellingen” en “ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen”. De wet stelt regels over hoe de ondernemingsraad samengesteld moet worden en hoe overleg plaatsvindt tussen ondernemer (de bestuurders) en de ondernemingsraad. De wet beschrijft de taken en bevoegdheden van de ondernemingsraad, waarvan de belangrijkste zijn het adviesrecht en het instemmingsrecht.

Inhoud en toepassing van de wet
Een ondernemingsraad moet worden ingesteld als de onderneming 50 of meer medewerkers werken. Het aantal medewerkers bepaald ook de grootte van de ondernemingsraad:

  • met minder dan 50 personen 3 leden;
  • met 50 tot 100 personen 5 leden;
  • met 100 tot 200 personen 7 leden;
  • met 200 tot 400 personen 9 leden;
  • met 400 tot 600 personen 11 leden;
  • met 600 tot 1000 personen 13 leden;
  • met 1000 tot 2000 personen 15 leden;

en zo vervolgens bij elk volgend duizendtal personen 2 leden meer, tot ten hoogste 25 leden. In het reglement kan hiervan worden afgeweken.

De ondernemingsraad heeft bij bepaalde typen van beleid het recht een rol te spelen in de besluitvorming. Dit recht komt met name tot uitdrukking in resp. het overleg-, het instemmings-, het advies- en het initiatiefrecht.

Overlegrecht
De OR heeft het recht overleg te voeren met de werkgever algemene gang van zaken van de onderneming. De werkgever is verplicht om hieraan mee te werken. Minstens twee keer per jaar dient een overlegvergadering plaats te vinden waarin de OR en de werkgever de algemene gang van zaken van de onderneming bespreken. De werkgever deelt mee welke belangrijke besluiten hij voorbereidt over financiën of de organisatie en spreekt met de OR af wanneer en hoe de OR in de besluitvorming wordt betrokken.

Instemmingsrecht
Voor besluiten die direct betrekking hebben op een aantal personele regelingen (zoals een werktijdenregeling of een regeling met betrekking tot arbeidsomstandigheden) moet de ondernemer instemming hebben van de OR voordat het besluit ten uitvoer kan worden gebracht. Als de OR niet instemt met het voorstel en de ondernemer toch zijn besluit wil uitvoeren, dient hij een gerechtelijke procedure aan te spannen.

Adviesrecht
Voor besluiten die belangrijke financiële, economische en/of organisatorische gevolgen hebben voor de onderneming, moet de ondernemer door middel van een adviesaanvraag advies inwinnen bij de OR. De ondernemer moet het advies serieus meewegen in de besluitvorming. Wijkt de ondernemer af van het advies, dan moet hij dit schriftelijk motiveren naar de OR. Wanneer de ondernemer een besluit neemt dat afwijkt van het advies van de OR, dan moet de ondernemer een maand wachten tot hij het besluit uit mag voeren.

Initiatiefrecht
De OR kan de ondernemer voorstellen doen over zaken die de onderneming betreffen.

Leden van een OR hebben tijdens en tot twee jaar na beëindiging van hun OR-lidmaatschap een zekere mate van ontslagbescherming. Gedurende het OR-lidmaatschap mag de werkgever de arbeidsovereenkomst met het OR-lid niet opzeggen, tenzij er sprake is van reorganisatie. Datzelfde geldt voor de ambtelijk secretaris van de OR (die niet zelf lid van de OR is). Wanneer een werkgever de arbeidsovereenkomst wil opzeggen met een werknemer die op de kandidatenlijst voor de OR staat, of met een werknemer die korter dan twee jaar geleden lid van de OR is geworden, heeft hij daarvoor toestemming van de kantonrechter nodig. De ontslagbescherming geldt niet bij ontslag tijdens proeftijd of wegens dringende reden.

Medezeggenschap in kleine ondernemingen

De WOR gaat ook over medezeggenschap in kleinere ondernemingen (artikel 35b en verder WOR). Over het algemeen hoeft daar geen OR te worden ingesteld. Voor ondernemingen waar in de regel tussen de 10 en 50 personen werken, kan de ondernemer een personeelsvertegenwoordiging (PVT) instellen. De ondernemer móet dit doen als de meerderheid van het personeel daar om vraagt. Ook in ondernemingen waar in de regel minder dan 10 personen werken, mag de ondernemer een PVT instellen. De WOR kent aan de PVT ook diverse rechten en faciliteiten toe, zoals het recht op informatie en het recht op instemming bij een werktijdregeling. De wettelijke rechten en faciliteiten van de PVT zijn over het algemeen minder (vergaand) dan die van de OR.

De WOR regelt voor ondernemingen waar in de regel tussen de 10 en 50 personen werken en waar geen OR of PVT is ingesteld, dat de ondernemer twee keer per jaar met het personeel bijeen moet komen in een personeelsvergadering (PV). Daarin wordt de algemene gang van zaken van de onderneming besproken. Ook kunnen zaken besproken worden die de onderneming aangaan en waarover de ondernemer of werknemers overleg wensen.

De Wet op de ondernemingsraden is per 19 juli 2013 gewijzigd. Expliciet is nu opgenomen dat de kosten voor scholing ten laste komen van de werkgever. Verder hoeft de OR het reglement en jaarverslag niet meer naar de bedrijfscommissie op te sturen. Ook de verplichting om bij een conflict de bedrijfscommissie in te schakelen is eveneens vervallen, maar een verzoek om bemiddeling is nog steeds mogelijk.

Per 1 januari 2019 is de Wet op Ondernemingsraden (WOR) wederom gewijzigd. Het jaarlijkse gesprek over lonen en beloningsverschillen binnen het bedrijf is verplicht geworden. Dat geldt voor ondernemingen met 100 en meer werknemers. Het doel is om bewustzijn en transparantie over dit onderwerp binnen bedrijven te stimuleren.

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg
De WOR geldt ook voor zorginstellingen. Bij meer dan 50 medewerkers dient u een OR te installeren, de werkgever neemt hiervoor het initiatief. Heeft u minder werknemers, dan moet u in ieder geval twee keer per jaar een personeelsvergadering organiseren.

Kosten

De WOR stelt dat de ondernemer verplicht is een vergoeding te geven in de vorm van tijd:

  1. De ondernemer is verplicht de leden van de ondernemingsraad gedurende een door de ondernemer en de ondernemingsraad gezamenlijk vast te stellen aantal uren per jaar, in werktijd en met behoud van loon dan wel bezoldiging de gelegenheid te bieden voor onderling beraad en overleg met andere personen over aangelegenheden waarbij zij in de uitoefening van hun taak zijn betrokken, alsmede voor kennisneming van de arbeidsomstandigheden in de onderneming.
  2. De ondernemer is verplicht de leden van de ondernemingsraad gedurende een door de ondernemer en de ondernemingsraad gezamenlijk vast te stellen aantal dagen per jaar, in werktijd en met behoud van loon dan wel bezoldiging de gelegenheid te bieden de scholing en vorming van voldoende kwaliteit te ontvangen welke zij in verband met de vervulling van hun taak nodig oordelen.
  3. De ondernemer en de ondernemingsraad stellen het aantal uren, bedoeld in het eerste lid, en het aantal dagen, bedoeld in het tweede lid, vast op een zodanig aantal als de betrokken leden van de ondernemingsraad en van de commissies van die raad voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig hebben. Daarbij wordt in acht genomen dat het aantal uren niet lager vastgesteld kan worden dan zestig per jaar en het aantal dagen niet lager dan 5 per jaar.

Daarnaast komen alle kosten die die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de ondernemingsraad en de commissies van die raad komen ten laste van de ondernemer. Dit kan bijv. zijn: scholing of het raadplegen van een deskundige. De ondernemer moet hier wel van te voren van op de hoogte zijn gebracht.

De SER publiceert jaarlijks richtbedragen voor scholing van de OR; scholingsinstituten kunnen zich laten certificeren bij SCOOR. Meer over de scholing van de OR staat in art. 18 van de WOR.

Ook vindt u op de website van de SER een voorbeeldreglement en een leidraad PVT.

De cao kan aan een ondernemingsraad een extra bevoegdheden toekennen.

Leden van Bo Geboortezorg met meer dan 100 werknemers dienen in navolging op de wetwijziging er voor te zorgen dat zij de bestuurders jaarlijks in gesprek treden met de OR over de beloning van de verschillende werknemers bij de kraamzorgorganisatie.

Inleiding

De uitbreiding van het Handelsregister (juli 2008) komt voort uit het stelsel van basisregistraties dat de Nederlandse overheid heeft opgezets. Het Handelsregister is de basisregistratie voor ondernemingen en rechtspersonen.

Doel

Deze wet is onderdeel van het opzetten van een stelsel van basisregistraties. Door de basisregisters aan elkaar te koppelen, beschikt de overheid altijd over betrouwbare en actuele gegevens, en hoeven burgers en bedrijven niet steeds hun basisgegevens te verstrekken.

In het Handelsregister vindt u van Nederlandse ondernemingen en rechtspersonen onder andere de volgende informatie:

  • de naam en het adres;
  • indien aanwezig: telefoonnummer, faxnummer, e-mailadres, internetadres, correspondentieadres;
  • de gegevens van vestigingen;
  • functionarissen en tekenbevoegden;
  • de curator, bij een faillissement;
  • het aantal medewerkers, inclusief eigenaar en meewerkende familieleden.

Volgens de Handelsregisterwet moet de KvK deze gegevens in het Handelregister registreren, met de volgende doelen:

  • Ondernemers en particulieren kunnen met het Handelsregister achterhalen met wie zij zaken doen, bijvoorbeeld (potentiële) klanten en leveranciers. Dit bevordert de rechtszekerheid in het handelsverkeer.
  • Algemene gegevens over de samenstelling van ondernemingen en rechtspersonen verstrekken.
  • Overheden kunnen gegevens over bedrijven en rechtspersonen uit het Handelsregister halen, en hoeven ze niet meer bij de ondernemer na te vragen. Dat vermindert de administratieve lasten.

Inhoud en toepassing van de wet
Ondernemingen en rechtspersonen moeten zicht inschrijven in de Kamer van Koophandel. Na inschrijving moeten zij hun handelsregisternummer (= het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel) vermelden op briefpapier, orders, facturen en offertes en andere schriftelijke uitingen, tenzij het gaat om stukken die uitgaan van een rechtspersoon aan wie geen onderneming toebehoort. BV’s en NV’s moeten als extra verplichting hun volledige naam en statutaire zetel op de website vermelden.

Wetsvoorstel Wijziging Handelsregisterwet 2007

Op 25 juni 2019 heeft de Eerste kamer het wetsvoorstel tot Wijziging van de Handelsregisterwet 2007 aangenomen. Dit naar aanleiding van de aanbevelingen die voortkomen uit een evaluatie van de Handelsregisterwet over de periode 2008-2011.

In het wetsvoorstel is opgenomen dat informatiesystemen van bestuursorganen worden gekoppeld aan het handelsregister, teneinde informatie over rechtspersonen over en weer uit te kunnen wisselen en actueel te houden. Daarnaast worden de regels voor de ontbinding van rechtspersonen aangescherpt. Tevens voorziet het voorstel in verscherping van de doelbinding van rechtspersonen, naast andere maatregelen waarmee fraude in het handelsverkeer voorkomen en besteden wordt.

Op 1 januari 2020 treedt de Wet tot wijziging van de Handelregisterwet grotendeels in werking, met als uitzondering het wettelijk kader voor het registreren van civielrechtelijke bestuursverboden. Dit onderdeel van de wet treedt later in werking.

Gevolgen van deze wet voor van Bo Geboortezorg
Controleer of uw onderneming voldoet aan de eisen die de Handelsregisterwet stelt. Overtreedt u een verplichting uit deze wet, dan kan dat worden aangemerkt als een economisch delict en riskeert u een geldboete of zelfs gevangenisstraf.

Voor inschrijvingen, doorgeven van wijzigingen en deponeren van bescheiden kunt u terecht bij alle Kamers van koophandel.

Bij het werken met zelfstandig zorgverleners is het verstandig ook een bewijs van inschrijving Kamer van koophandel te vragen. Hiermee kunt u toetsen of de zelfstandig zorgverleners heeft voldaan aan de inschrijvingsplicht van deze wet.

Steeds meer dienstverlening van de KvK loopt digitaal via www.ondernemersplein.nl. Deze website is een samenwerkingsverband van o.a. de Belastingdienst, CBS, RDW en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Inleiding

Bemiddeling van arbeid door intermediairs is aan regels gebonden. De Wet allocatie arbeid door intermediairs (WAADI) legt deze regels vast. Daarbij wordt verschil gemaakt tussen arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van arbeid (uitzendwerk). Voor beide vormen van bemiddeling staan in de WAADI gedragsregels. De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving van de WAADI.

De wet is voor u van belang als u arbeidskrachten ter beschikking stelt. Dit kan bedrijfsmatig of niet-bedrijfsmatig zijn. De wet heeft ook gevolgen voor ondernemingen die arbeidskrachten inlenen. Deze wet is in de zomer van 2012 uitgebreid met een registratieplicht in het Handelsregister.

Doel

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil met deze wet illegale arbeid en het uitbuiten van medewerkers tegengaan.

Door een registratieplicht in te voeren, wil de overheid malafide uitzendbureaus en uitbuiting van werknemers aanpakken.

Inhoud en toepassing van de wet

Inhoud
Er is sprake van het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, wanneer er sprake is van: ‘het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een ander voor het onder diens toezicht of leiding, anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst verrichten van arbeid.’ Concreet zijn 3 elementen van belang:

  1. Er is een onderneming die arbeidskrachten ter beschikking stelt aan een andere onderneming.
  2. De onderneming die arbeidskrachten ter beschikking stelt, krijgt hiervoor een vergoeding van de onderneming aan wie de arbeidskrachten ter beschikking zijn gesteld.
  3. De arbeidskracht die ter beschikking is gesteld werkt onder toezicht en leiding van de onderneming aan wie hij ter beschikking is gesteld.

Toepassing
Volgens de WAADI staat een werkgever goed geregistreerd als door de KvK een SBI-code is toegekend of als in het Handelsregister de Waadi-indicator is aangezet. Een werkgever krijgt een SBI-code in het handelsregister toegekend wanneer de organisatie bedrijfsmatig arbeidskrachten ter beschikking stelt.

Wanneer een werkgever niet bedrijfsmatig arbeidskrachten ter beschikking stelt moet dit ook worden gemeld bij de KvK zodat de werkgever in het handelsregister een aantekening krijgt (vinkje achter ‘niet bedrijfsmatig uitlenen van personeel’) en voldoet aan de registratieplicht.

Kraamzorgorganisaties die personeel in-en uitlenen vallen onder de laatste categorie werkgevers, en moeten dit dus melden bij de KvK. Dus een vinkje is wél nodig en een SBI-code niet.

Als u een arbeidskracht (werknemers, uitzendkrachten of zzp-ers via een andere organisatie) inhuurt, dan moet u checken of de uitlener als zodanig geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel; de zogeheten Waadicheck.

De loonverhoudingsnorm in deze wet regelt dat een persoon die ter beschikking wordt gesteld recht heeft op hetzelfde loon als een werknemer in dezelfde functie bij de inlenende partij. Dat is in de gewijzigde Waadi uitgebreid naar arbeidstijd, overuren, pauzes, rusttijden, nachtarbeid, vakantie en feestdagen. Met name rond de inzet van zzp-ers kan dit van belang zijn. Ook geldt een verbod om een tegenprestatie, bijvoorbeeld een vergoeding, te vragen van de ter beschikking gestelde arbeidskracht, en een verbod om een dienstverband na uitleenperiode te belemmeren.

Wetsvoorstel: Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs. 

Het wetsvoorstel verplicht werkgevers en intermediairs om een werkwijze te hebben die gericht is op het voorkomen van discriminatie bij werving en selectie van werknemers. Werkgevers met 25 of meer werknemers moeten deze werkwijze schriftelijk vastleggen. Bij het extern inhuren van arbeidskrachten moet een werkgever ook nagaan of deze verplichting wordt nageleefd.

De Inspectie SZW ziet erop toe dat werkgevers een dergelijke werkwijze hebben. Als die ontbreekt, kan de Inspectie daarvoor een boete opleggen, die vervolgens ook openbaar wordt gemaakt. Het doel is om werkgevers bewuster te maken van arbeidsmarktdiscriminatie. De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) worden voor dit wetsvoorstel aangepast. Het voorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer.

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg

Een bedrijf dat personeel wil inhuren, moet nagaan of de uitlener (uitzendbureau) staat ingeschreven bij de KvK. Doet de inlener dat niet, dan riskeert hij een boete. Op de site van de KvK kunt u digitaal deze zogeheten Waadi-check uit voeren.

Kraamzorgorganisaties die personeel in-en uitlenen vallen onder de categorie werkgever die niet bedrijfsmatig arbeidskrachten ter beschikking stelt. Voor deze groep geldt dat voor het in-en uitlenen van personeel een melding moet worden gedaan bij KvK zodat de organisatie in het handelsregister een aantekening krijgt (vinkje achter ‘niet bedrijfsmatig uitlenen van personeel’) en voldoet aan de registratieplicht. Kraamzorgorganisaties hebben dus geen SBI-code nodig maar wél een vinkje. De melding bij KvK kan telefonisch worden gedaan.

Ondernemingen die wél bedrijfsmatig arbeidskrachten ter beschikking stellen, kunnen hun onderneming ook laten certificeren; heeft het uitlenende bedrijf het SNA-keurmerk dan bent u als inlener onder voorwaarden gevrijwaard van de inlenersaansprakelijkheid (betaling van achterstallige loonheffingen en omzetbelasting van de onderneming die aan het personeel ter beschikking heeft gesteld).

Let op: de Waadi hanteert een brede definitie van de doelgroep, zodanig dat ook directeur-grootaandeelhouders (dga’s) of zzp-ers er onder kunnen vallen als ze zichzelf eventueel via hun BV als arbeidskracht aan u als geboortezorgorganisatie zijnde uitlenen.

Inleiding

Op 1 april 2015 is de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten ingegaan. Werkgevers moeten een bepaald percentage banen aan mensen met een ziekte of handicap geven. Als het aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking landelijk achterblijft, kan de werkgever een boete krijgen: de quotumheffing.

Doel

In het sociaal akkoord van 11 april 2013 hebben het kabinet en sociale partners (werkgevers en werknemers) afgesproken dat ze extra banen gaan creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. In totaal gaat het om 125.000 extra banen (ten opzichte van de peildatum 1 januari 2013). 100.000 in de marktsector die in 2026 gerealiseerd moeten zijn en 25.000 bij de overheid die in 2024 gerealiseerd moeten zijn. De banenafspraak is een landelijke afspraak. Op landelijk niveau wordt gekeken of de werkgevers in de sector overheid en de werkgevers in de sector markt de aantallen hebben gerealiseerd die voor hun sector gelden. Werkgevers in de zorg behoren tot de sector markt.

Inhoud en toepassing van de wet

De wet regelt een aantal belangrijke zaken die werkgevers nodig hebben om de mensen uit de doelgroep op de banen te plaatsen en om te monitoren of de werkgevers de extra banen in een jaar hebben gerealiseerd.

Instrumenten

Gemeenten kunnen de volgende instrumenten inzetten:

  • Met proefplaatsingen kunnen werkgever en werknemer kijken of iemand geschikt is voor de functie.
  • Gemeenten komen met dit instrument werkgevers tegemoet in de loonkosten (vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten) als zij mensen in dienst nemen die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. De staatssecretaris van SZW wil daarnaast mogelijk maken dat gemeenten in de eerste 6 maanden van het dienstverband een forfaitaire loonkostensubsidie kunnen inzetten.
  • De no-riskpolis. De no-riskpolis komt werkgevers tegemoet in de loonkosten als iemand uit de doelgroep van de Participatiewet ziek uitvalt.
  • Begeleiding/jobcoach. Voor de begeleiding op de werkplek.
  • Als een aanpassing van de werkplek noodzakelijk is.

UWV kan de volgende instrumenten inzetten:

  • Met proefplaatsingen kunnen werkgever en werknemer kijken of iemand geschikt is voor de functie.
  • UWV komt met dit instrument werkgevers tegemoet in de loonkosten.
  • De no-riskpolis. De no-riskpolis komt werkgevers tegemoet in de loonkosten als iemand uit de doelgroep van de Participatiewet ziek uitvalt.
  • Begeleiding/jobcoach. Voor de begeleiding op de werkplek.
  • Als een aanpassing van de werkplek noodzakelijk is.

De volgende fiscale instrumenten zijn beschikbaar:

  • Als een werknemer tot de doelgroep banenafspraak behoort en in het doelgroepregister is opgenomen, hebben werkgevers recht op de premiekorting arbeidsgehandicapte werknemer. Via de regelhulp financieel CV kan een werkgever eenvoudig nagaan of recht op premiekorting doelgroep banenafspraak bestaat.
  • Vanaf 1 januari 2017 hebben werkgevers onder voorwaarden recht op een lageinkomensvoordeel (LIV) als ze werknemers in dienst hebben die tussen de 100 en 120 procent van het wettelijk minimumloon verdienen. Dit voordeel kan oplopen tot 2.000 euro per werknemer per jaar. De hoogte is afhankelijk van het gemiddelde uurloon van de werknemer. Via de regelhulp financieel CV kan een werkgever eenvoudig nagaan of recht op het lage inkomensvoordeel bestaat.

Overige ondersteuning:

  • In de regionale Werkbedrijven maken werkgevers- en werknemersorganisaties, UWV en gemeenten afspraken over een eenduidige inzet van de instrumenten die gemeenten kunnen inzetten. En afspraken over de manier waarop kandidaten en werkgevers elkaar vinden. Werkgevers kunnen bij hun gemeente, UWV of het werkgeversservicepunt informatie vragen over de afspraken die hun arbeidsmarktregio daarover heeft gemaakt.
  • De regionale Werkgeversservicepunten ondersteunen de werkgevers die regionaal en lokaal werken. Het landelijk Werkgeversservicepunt is er voor werkgevers die bovenregionaal en landelijk werken. Deze Werkgeversservicepunten kunnen werkgevers ondersteunen en advies geven over de mogelijkheden binnen hun bedrijf om mensen met een arbeidsbeperking aan de slag te krijgen. Door bijvoorbeeld taken op een andere manier te organiseren, zodat er een geschikte functie voor iemand met een arbeidsbeperking ontstaat (het bedrijfsadvies inclusieve arbeidsorganisatie).
  • Ook kan er sprake zijn van eventuele regionale of lokaal aangeboden instrumenten. Hiervoor kunnen werkgevers terecht bij de regionale Werkgeversservicepunten.
  • Ook UWV en sw-bedrijven kunnen werkgevers adviseren over geschikte functies voor mensen uit de doelgroep.

Quotumregeling

Als werkgevers in een sector (markt of overheid) de afgesproken aantallen banen van de banenafspraak niet realiseren, dan kan de quotumregeling worden geactiveerd. Uit de monitor banenafspraak over de resultaten over 2016 bleek dat de werkgevers van de sector overheid de aantallen niet hebben gerealiseerd. Om die reden is de quotumregeling voor de werkgevers van de sector overheid per 1 januari 2018 geactiveerd.

Het percentage voor 2018 was 1,93% en voor 2019 is het quotumpercentage voor de sector overheid vastgesteld op 2,14%. Dit betekent dat van alle verloonde uren van grote werkgevers in de sector overheid 2,14 procent ingevuld moet worden door mensen met een arbeidsbeperking. Het percentage geldt alleen voor individuele werkgevers met 25 of meer werknemers en dat deze werkgevers per jaar meer dan 40.575 verloonde uren via de loonaangifte verantwoord hebben. Er wordt geen heffing toegepast indien de overheidswerkgever in 2018 niet aan het percentage heeft voldaan. De heffingen worden pas opgelegd als een werkgever over 2019 niet heeft voldaan aan het quotumpercentage. Dus pas in 2020 kunnen heffingen worden opgelegd, over tekorten over het jaar 2019. Er is het voornemen om de quotumregeling weer stop te zetten als de aantallen voor de banenafspraak weer zijn gehaald.

Werkgevers in de sector markt vallen niet onder de quotumregeling, omdat zij de doelstellingen van het aantal banen in de markt wel hebben gehaald.

Quotumheffing

Het kabinet heeft besloten de huidige Wet Banenafspraak te vereenvoudigen. De quotumheffing was daarom tot 1 januari 2022 opgeschort. Het wetsvoorstel voor de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak is echter vertraagd waardoor de wet niet per 1 januari 2022 in werking kan treden.  De quotumheffing zal daarom ook na 2022 opgeschort moeten worden. Dit is nodig om te voorkomen dat anders de opschorting per 1 januari 2022 afloopt terwijl de heffing niet kan worden uitgevoerd.

In de brief van 8 juli 202128 heeft de minister van SZW de Belastingdienst en UWV toestemming gegeven om de quotumheffing niet uit te voeren tot in elk geval 1 januari 2024. [1] UWV en Belastingdienst kunnen hierdoor anticiperen op de wettelijke grondslag die het nieuwe kabinet zal creëren voor de verdere opschorting van de uitvoering van de quotumheffing.

Klik hier voor het nieuwe kennisdocument dat over de wet in 2021 is verschenen.

[1] Kamerstukken II, 2020/21, 34352, nr. 219.

Voor wie is deze wet bestemd

De Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is van toepassing op alle werkgevers in Nederland. De quotumheffing is alleen van toepassing op werkgevers met 25 of meer werknemers (wordt gemeten als meer dan 40.575 verloonde uren via de loonaangifte)

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg

Ieder jaar wordt beoordeeld of er tot en met het voorgaande jaar voldoende extra banen zijn gerealiseerd. Werkgevers in de sector markt vallen niet onder de quotumregeling, omdat zij de doelstellingen van het aantal banen in de markt wel hebben gehaald.

Wees als werkgever zijnde ervan op de hoogte dat sommige gemeenten een subsidieregeling hebben voor het in dienst nemen van (gedeeltelijk)arbeidsongeschikten. De meeste regelingen komen er op neer dat de gemeente een deel van het loon betaalt van de (gedeeltelijk)arbeidsongeschikten. Of er een dergelijke regeling van kracht is verschilt per gemeente.

Inleiding
De wet is de uitkomst van een ontwikkeling die is gestart bij het grote bedrijfsleven met hun aandeelhouders. Daar schoot het bestuur tekort, faalde de controle op dat bestuur en waren er schandalen. In reactie daarop kwam er strengere wetgeving en ook zelfregulering in de vorm van ‘governance’.

Helaas bleken ook elders misstanden voor te komen. Op veel plaatsen bleek sprake te zijn van bijvoorbeeld belangenverstrengeling. Ook onttrokken partijen zich aan aansprakelijkheid en ging het bij verenigingen geregeld mis. Om deze misstanden te voorkomen en bestuur en toezicht te verbeteren, is de wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) geïntroduceerd.

Doel
De Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) is bedoeld om het bestuur en toezicht van onder meer verenigingen en stichtingen te verbeteren. Het wettelijk vastleggen van taken, bevoegdheden, verplichtingen en aansprakelijkheid volgt op incidenten en wantoestanden. De overheid wil met de wet voorkomen dat wanbestuur, onverantwoordelijk financieel beheer, zelfverrijking, misbruik van posities en andere ongewenste activiteiten verenigingen en stichtingen schaden.

Inhoud en toepassing van de wet

De WBTR bevat regelingen over toezicht, tegenstrijdig belang, aansprakelijkheid, ontslag van bestuurders en commissarissen, meervoudig stemrecht en belet en ontstentenis. Onderstaand heeft Bo voor u de wijzigingen op een rijtje gezet. Voor een toelichting op de wijzigingen klik hier!hier

  • Raad van commissarissen
    Een wettelijke basis is opgenomen voor het instellen van een RvC of een RvT voor verenigingen en stichtingen. Voorheen bestond hiervoor geen expliciete wettelijke grondslag.
  • Monistisch systeem
    Het is voor alle rechtspersonen mogelijk om een one-tier board, ook wel monistisch systeem, in te stellen. Het bestuur bestaat in dat geval uit een uitvoerende en niet uitvoerende bestuurder.
  • Taak bestuurders en toezichthouders
    De taken van bestuurders en toezichthouders moeten in de statuten van stichtingen, verenigingen en coöperaties zijn opgenomen. Voorheen bestond hiervoor geen expliciete wettelijke grondslag.
  • Aansprakelijkheid
    Een bestuurder/toezichthouder van een stichting of vereniging kan aansprakelijk worden gesteld in geval van faillissement van de rechtspersoon wanneer zij hun taken onbehoorlijk hebben vervuld. Ook geldt er voor diegene die aan een jaarrekening plicht zijn onderworpen een bewijsvermoeden, als kort gezegd, hun boekhouding niet op orde is.
  • Tegenstrijdig belang
    Regeling voor alle rechtspersonen gelijk getrokken. Bestuurder of toezichthouder met direct of indirect tegenstrijdig belang mag niet deelnemen aan besluitvorming.
  • Belet en ontstentenis
    Verplicht een regeling in statuten op te nemen als bij alle bestuurders of toezichthouders sprake is van ontstentenis of belet.
  • Ontslag bestuurder of commissaris stichting
    De rechter heeft meer beoordelingsvrijheid om een bestuurder en/of toezichthouder van een stichting te ontslaan. Gronden van ontslag staan in de wet opgenomen.
  • Meervoudig stemrecht.
    Voor stichtingen, verenigingen en coöperaties geldt (net als nu al geldt voor BV en NV) dat een bestuurder of toezichthouder niet méér stemmen kan uitbrengen dan de andere bestuurders of toezichthouders samen.

Inwerkingtreding
Op 1 juli 2021 is de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) inwerking getreden. De Eerste Kamer heeft de WBTR op 1 juli 2021 als hamerstuk afgedaan, waarmee het door de Tweede Kamer op 28 januari 2020 aangenomen wetsvoorstel zonder wijzigingen is aangenomen

Gevolgen van deze wet voor leden van Bo Geboortezorg

Ter voorbereiding van de WBTR is het van belang voor verenigingen, stichtingen en coöperaties de huidige statuten tegen het licht te houden zodat inzichtelijk wordt welke bepalingen (op termijn) dienen te worden aangepast of aangevuld.

Als hulpmiddel kan worden gebruik gemaakt van het overzicht ‘WBTR wijzigingen’ dat Bo heeft opgesteld.  Ook kan gebruik worden gemaakt van het online stappenplan op de website ‘WBTR: samen bestuur en toezicht op orde’ waar je tegen vergoeding langs alle eisen van de WBTR wordt geleidt.

Voor meer informatie klik hier.